Alphabetic List of Dutch Strong Verbs
- Smartphones Page

Not all common verbs are 'strong:'
A List of Common Dutch Verbs with basic conjugation

Systematic List of Dutch Strong Verbs: Some Patterns in the Changes

General Pages:
The Simple Past Tense
The Perfect Tenses

I've given the past plural when it is spelled or pronounced differently (besides of the -EN ending) from the simple past singular.
The double arrows ‑>> link to pages with full conjugation of that verb with sample sentences and related words; the single arrows ‑> link to examples of usage of that verb.

English Words for the Strong Dutch Verbs
at the bottom of the page)

English	Dutch infinitive	simple past singular	past participle
example:	to do	did	(I have) done
to do	doen	deed	gedaan	‑>>
		wij deden
example:	to go	went	(I have) gone
to go	gaan	ging	gegaan	2 ‑>>
	(wij gingen 2) - so usually not included

Alphabetic List of Strong Dutch Verbs
to spoil (active and passive)	bederven	bedierf	bedorven	2 ‑>
	wij bedierven 2
to cheat, deceive	bedriegen	bedroog	bedrogen	2
		wij bedrogen 2
to start, begin	beginnen	begon	begonnen	2 ‑>
		wij begonnen
to understand	begrijpen	begreep	begrepen	‑>
		wij begrepen
to salvage (ships)	bergen	borg	geborgen
to decide	besluiten	besloot	besloten	2
		wij besloten 2
to exist	bestaan	bestond	bestaan	‑>
to order, command	bevelen	beval	bevolen
	wij bevalen
to move (yr body, items)	bewegen	bewoog	bewogen	‑>
	wij bewogen
to pray	bidden	bad	gebeden	‑>
		wij baden
to offer // to bid (auction)	bieden	bood	geboden	‑>
	wij boden
to bite	bijten	beet	gebeten	2
		wij beten
to tie, to bind	binden	bond	gebonden
to blow	blazen	blies	geblazen
		wij bliezen 2
to appear ('it turned out')	blijken	bleek	gebleken	‑>
	wij bleken
to stay, remain	blijven	bleef	gebleven	‑>>
		wij bleven
to shine, glitter	blinken	blonk	geblonken
to break, crack, rupture	breken	brak	gebroken	‑>>
	wij braken
to bring	brengen	bracht	gebracht	‑>>
to bow, to bend	buigen	boog	gebogen
		wij bogen
to dig, to mine	delven	dolf	gedolven	2
		wij dolven 2
to think	denken	dacht	gedacht	‑>>
to do	doen	deed	gedaan	‑>>
		wij deden
to carry	dragen	droeg	gedragen
to float // to drive (cattle etc.)	drijven	dreef	gedreven	2
	wij dreven
to drink	drinken	dronk	gedronken	‑>>
to push, press, shove	dringen	drong	gedrongen	2
to drip	druipen	droop	gedropen	2
		wij dropen
to dive	duiken	dook	gedoken
		wij doken
to force, compel	dwingen	dwong	gedwongen	2
to eat	eten	at	gegeten	‑>>
		wij aten
	(G inserted in the past participle)
to whistle	fluiten	floot	gefloten	2
		wij floten
to go	gaan	ging	gegaan	2 ‑>>
to behave	gedragen	gedroeg	gedragen
to count, weigh; to be applicable	gelden	gold	gegolden	2 ‑>
to enjoy	genieten	genoot	genoten	2 ‑>
		wij genoten 2
to give	geven	gaf	gegeven	‑>>
		wij gaven
to pour	gieten	goot	gegoten	2
		wij goten
to glide, slide	glijden	gleed	gegleden
		wij gleden
to dig	graven	groef	gegraven
		wij groeven
to grab	grijpen	greep	gegrepen	‑>
		wij grepen
to hang (things)	hangen	hing	gehangen
to have	hebben	had	gehad	‑>>
		wij hadden
to help, assist	helpen	hielp	geholpen	‑>
to hold	houden	hield	gehouden	‑>>
to hunt // to hurry // to send, drive	jagen	joeg	gejaagd	2
to choose	kiezen	koos	gekozen
		wij kozen
to look	kijken	keek	gekeken	‑>>
		wij keken
to climb	klimmen	klom	geklommen	2
		wij klommen
to sound	klinken	klonk	geklonken
to squeeze, pinch, press	knijpen	kneep	geknepen
	wij knepen
	note that K before N is not dropped
to come	komen	kwam	gekomen	‑>>
		wij kwamen
to buy	kopen	kocht	gekocht	‑>>
to get	krijgen	kreeg	gekregen	‑>>
		wij kregen
to shrink	krimpen	kromp	gekrompen
to crawl	kruipen	kroop	gekropen
		wij kropen
to be able to, 'can'	kunnen	kon	(gekund)	‑>>
	wij konden
	(D inserted in the past plural)
to let, allow	laten	liet	gelaten	‑>>
to read	lezen	las	gelezen	‑>>
		wij lazen
to lie (to say what is not)	liegen	loog	gelogen	‑>
	wij logen
to lie down	liggen	lag	gelegen	‑>>
		wij lagen
to suffer	lijden	leed	geleden	2 ‑>>
		wij leden
to appear, look like, 'seem'	lijken	leek	geleken	‑>
	wij leken
to walk	lopen	liep	gelopen	‑>>
to measure	meten	mat	gemeten	‑>
		wij maten
to have to, 'must'	moeten	moest	gemoeten	‑>>
	(only a consonant change)
to be allowed to, 'may'	mogen	mocht	gemogen
to take	nemen	nam	genomen	‑>>
		wij namen
to teach	onderwijzen	onderwees	onderwezen	2 ‑>
		wij onderwezen
to originate, come into being	ontstaan	ontstond	ontstaan
to put away, store	opbergen	borg op	opgeborgen	2 ‑>
to consider	overwegen	overwoog	overwogen	2
		wij overwogen 2
to praise	prijzen	prees	geprezen
		wij prezen
to guess // to counsel	raden	ried	geraden
	alternative simple past: raadde
to drive, to ride	rijden	reed	gereden	‑>>
		wij reden
to rise (dough)	rijzen	rees	gerezen
to call, shout	roepen	riep	geroepen
to smell	ruiken	rook	geroken	‑>
		wij roken
to donate // to pour drinks	schenken	schonk	geschonken	2 ‑>
to create (like God)	scheppen	schiep	geschapen	‑>
to shave	scheren	schoor	geschoren
		wij schoren
	alternate simple past: 'scheerde'
to shoot	schieten	schoot	geschoten	‑>
		wij schoten
to shine // to appear, 'it looks like ...'	schijnen	scheen	geschenen	‑>
	wij schenen
to write	schrijven	schreef	geschreven	‑>>
		wij schreven
to be startled, frightened	schrikken	schrok	geschrokken	2 ‑>
	wij schrokken
to shove, make slide	schuiven	schoof	geschoven
	wij schoven
to slap, hit	slaan	sloeg	geslagen	‑>
to sleep	slapen	sliep	geslapen	‑>
to grind, sharpen	slijpen	sleep	geslepen
		wij slepen
to wear out // to sell // to pass the time	slijten	sleet	gesleten	2
	wij sleten
to shrink	slinken	slonk	geslonken	2
to sneak	sluipen	sloop	geslopen
		wij slopen
to close	sluiten	sloot	gesloten
		wij sloten
to melt	smelten	smolt	gesmolten
to throw angrily ('smite')	smijten	smeet	gesmeten
	wij smeten
to cut (with a knife)	snijden	sneed	gesneden	‑>>
	wij sneden
to blow (your nose)	snuiten	snoot	gesnoten	2
	wij snoten 2
to sniff, to snort	snuiven	snoof	gesnoven	2
		wij snoven 2
to regret	spijten	speet	gespeten	‑>
to split	splijten	spleet	gespleten
		wij spleten 2
to speak	spreken	sprak	gesproken	‑>>
		wij spraken
to jump	springen	sprong	gesprongen
to stand	staan	stond	gestaan	‑>>
to stab, to sting	steken	stak	gestoken
		wij staken
to steal	stelen	stal	gestolen	2 ‑>
		wij stalen
to die	sterven	stierf	gestorven	‑>
		wij stierven
to rise	stijgen	steeg	gestegen	2
		wij stegen
to smell bad	stinken	stonk	gestonken	‑>
to fight, battle	strijden	streed	gestreden	2 ‑>
		wij streden
to iron (clothes) // to brush // to smooth	strijken	streek	gestreken
	wij streken
dust blowing // to speedily go	stuiven	stoof	gestoven
	wij stoven
to hit // to meet, encounter	treffen	trof	getroffen	2 3
to pull	trekken	trok	getrokken	‑>
		wij trokken
to fall	vallen	viel	gevallen	‑>>
to catch	vangen	ving	gevangen
to sail, move by ship	varen	voer	gevaren
to fight, struggle	vechten	vocht	gevochten	‑>
to hide	verbergen	verborg	verborgen	2
to forbid, disallow	verbieden	verbood	verboden
	wij verboden
to connect // to dress a wound	verbinden	verbond	verbonden
to disappear	verdwijnen	verdween	verdwenen	2 ‑>
		wij verdwenen 2
to compare	vergelijken	vergeleek	vergeleken	2 3 ‑>
		wij vergeleken 2 3
to forget	vergeten	vergat	vergeten	‑>
		wij vergaten
to forgive	vergeven	vergaf	vergeven	2 ‑>
		wij vergaven
to lose	verliezen	verloor	verloren	‑>
		wij verloren
to avoid	vermijden	vermeed	vermeden	‑>
		wij vermeden
to betray	verraden	verried	verraden
	alternative simple past: verraadde
to wear out	verslijten	versleet	versleten
		wij versleten
to devour	verslinden	verslond	verslonden	2
to understand, hear what is said	verstaan	verstond	verstaan	2 ‑>
to replace	vervangen	verving	vervangen	2
to reproach	verwijten	verweet	verweten
		wij verweten
to find	vinden	vond	gevonden	‑>>
to braid	vlechten	vlocht	gevlochten
to fly	vliegen	vloog	gevlogen
		wij vlogen
to ask	vragen	vroeg	gevraagd	‑>>
to eat like a beast (slang)	vreten	vrat	gevroten
	wij vraten 2
to freeze	vriezen	vroor	gevroren
		(wij vroren )
wind blowing	waaien	woei	gewaaid
	alternative simple past: waaide
to weigh	wegen	(woog)	gewogen	‑>
		(wij wogen )
to throw, cast	werpen	wierp	geworpen
to enlist, canvass	werven	wierf	geworven
		wij wierven
to know (things)	weten	wist	geweten	2 ‑>>
to blame	wijten	weet	geweten	‑>
		wij weten 2
to point	wijzen	wees	gewezen	2 ‑>
		wij wezen
to wind	winden	wond	gewonden
to win	winnen	won	gewonnen	‑>
		wij wonnen
to 'become'	worden	werd	geworden	‑>>
to avenge	wreken	wreekte	gewroken
to rub	wrijven	wreef	gewreven
		wij wreven
	(W before R is pronounced as Dutch V)
to wring	wringen	wrong	gewrongen
to say	zeggen	zei	gezegd	‑>>
		wij zeiden
	Note D inserted for past plural
to send	zenden	zond	gezonden
to see	zien	zag	gezien	‑>>
		wij zagen
to be	zijn	was	geweest	‑>>
		wij waren
to sing	zingen	zong	gezongen	‑>
to sink (passively)	zinken	zonk	gezonken	‑>
to sit	zitten	zat	gezeten	‑>>
		wij zaten
to search, look for	zoeken	zocht	gezocht	‑>>
to suck	zuigen	zoog	gezogen
		wij zogen
to drink heavily (alcohol - slang)	zuipen	zoop	gezopen
	wij zopen
'shall, will' (for the future tense)	zullen	zou	-	2 ‑>>
	wij zouden 2
to swell	zwellen	zwol	gezwollen	2
to swim	zwemmen	zwom	gezwommen	‑>
		wij zwommen
to swear (take an oath)	zweren	zwoer	gezworen
to roam	zwerven	zwierf	gezworven
		wij zwierven
to be silent, not speak	zwijgen	zweeg	gezwegen	‑>
	wij zwegen

The Simple Past Tense
The Pefect Tenses
Hebben or Zijn in the perfect tenses

Systematic List of Strong Verbs: Patterns
A List of Common Dutch Verbs with basic conjugation

Desktop versions:
The Simple Past Tense and the Perfect Tenses
- Strong Verbs (with Related Words)

Smartphone Verbs Home

More Good Dutch Smartphone Pages

English Words for the Strong Dutch Verbs

email - Copyright © Marco Schuffelen 2022.
All rights reserved. This material may not
be published, broadcast, rewritten,
redistributed, or hotlinked to.
Gij zult niet stelen 'Thou shalt not steal'