Dutch Verb Staan ('to stand') - Smartphones Page

'Staan'   'to stand, to be standing' is a strong verb:

staan to stand

-

stond stood

-

gestaan stood

2

overview
staan		to stand
ik sta		I'm standing
wij staan		we're standing
ik stond		I stood
wij stonden		we stood
ik heb gestaan		I have stood
2

simple present tense
(staan)		to stand, be standing
ik sta		I stand, I'm standing
jij staat		you stand (singular, informal you)
hij staat		he stands
wij staan		we stand
jullie staan		you stand (plural, informal you)
zij staan		they stand
U staat		you stand (polite you)

simple past tense
(staan)		to stand
ik stond		I stood, I was standing
jij stond		you stood
hij stond		he stood
wij stonden		we stood
jullie stonden		y'all stood
zij stonden		they stood
U stond		you stood
2

present perfect tense
ik heb gestaan	I have stood, I was standing

'Staan' in the Dutch Continuousw

Sample Sentences

in de rij staan 2 3 to stand in line Er stonden een paar mensen in de rij voor het loket There were a few people standing in line at the counter achteraan in de rij 2 3 at the end of the line (row, queu)

Ik stond erbij en ik keek ernaar 2 3 I was standing by (it) and looking at it Ik bleef erbij staan kijken 2 3 I stayed [standing around] to watch (it) Ik bleef staan kijken I stayed [standing around] to watch

't Is hollen of stilstaan 2 3 4 (saying) ['It's either running or standing still'] - 'When it rains, it pours'

Je wordt geflest waar je bijstaat 2 3 (saying) 'You're being cheated as you stand by, in your presence' - bare-facedly

Ik heb nog een koffer in Berlijn staan I still have a suitcase [standing] in Berlin (Hildegard Knef)

Like Dutch zitten ('to sit,') staan ('to stand') is also often translated as 'to be' in English

't Staat onder water 2 It's under water, it's flooded De straten staan blank 2 3 The streets are flooded, under water

"Mijn deur staat altijd open" 2 3 'My door [stands] is always open' (you can come in and talk to me anytime)

't Huis staat in brand 2 The house is on fire De auto die in brand stond 2 3 The car that was on fire

Er stond een stevige bries 2 There was a strong, constant wind (breeze)

Het huis dat te koop staat 2 3 The house that's for sale 't Staat te koop 2 3 It's for sale

Alles staat klaar 2 3 Everything is ready, all necessary things are put in readiness

in een kwade reuk staan 2 3 (saying) ['To be in a evil smell'] - to have a bad reputation, to be tainted

Het water staat me tot de lippen (saying) The water [stands] comes up to my lips - it can't go on like this

Er staat veel op het spel There is much [in play] at stake

Hij staat altijd voor je klaar 2
Hij staat altijd klaar voor je He's always 'there' for you, willing and available to help you

Je staat er alleen voor 2 You're on your own, you're by yourself

't staat 2 3 often means 'it looks:'

't Staat je goed 2 3
't Staat je leuk 2 3 It looks good on you, You look good in it (a good choice of clothes) 't Staat zo armoedig 2 3 4 [It looks so poor] - it makes you look poor

Opgeruimd staat netjes Cleaned up, things in their place, out of the way looks good

Die klok staat voor 2 3 [That clock is ahead] - that clock runs fast

't Huilen stond 'm nader dan 't lachen 2 He [stood] was closer to [crying] tears than [laughing] laughter

"Er staat me iets van bij" 2 3 ['Something of it is with me'] - 'I vaguely remember'

'Wat er staat' 2 3 ['what stands there'] usually means 'What is written there' - or in common English: 'What it says.'

Begrijp je echt wat er staat? 2 Do you really understand what it says? Wat op 't pak staat 2 What it says on the (package) box 't Staat in de Bijbel 2 It says so in the Bible

Compound Verbs and Words with Staan

opstaan 2 'to get up,' usually: 'get out of bed'

Ik sta elke dag vroeg op 2 I get up early every day Hoe laat moet je opstaan? 2 What time do you need to get up? Ben je opgestaan? 2 Did you get up? Ik ben om zes uur opgestaan 2 I got up at 6 Niet te laat opstaan Don't get up [too] late Dan moet je vroeger opstaan 2 3 (saying) ['then you have to get up earlier'] - 'For that you need to do more work, be more alert etc.

met vallen en opstaan 2 3 [with falling down and getting up (again)] - progress, but with many failures along the way
~with ups and downs 'vallen' - to fall

But:  (de) opstand 2 uprising, revolt
de opstand van de gewone mensen 2 3 4 The uprising, revolt of the common people

verstaan		to hear, understand what is said
ik versta		I understand
wij verstaan		we understand
ik verstond		I understood
wij verstonden		we understood
ik heb verstaan		I have understood
2

verstaan 2 'to hear, understand what is said'

Heb je 't verstaan? 2 'Did you understand what was said?' (Ik spreek geen Nederlands 2 I don't speak Dutch) Maar ik kan het wel verstaan 2 3 But I do understand it Ik kan het niet goed verstaan 2 3 I don't really understand it, I can't hear very well what is said Ik kan je niet verstaan 2 I don't understand what you're saying (informal 'you') Ik kan U niet goed verstaan I cannot hear very well what you're saying Omdat ik het niet verstond 2 Because I didn't (could not) hear what was said

Ik kan 'm niet uitstaan 2 3 I can't stand him, I dislike him immensely But:  Hoe hou(d) je 't uit! 2 3 4 How can you stand it! (how can you go on, carry on, continue, stick with it, not leave) ‑>>

Slakken staan me tegen I'm revolted by [the idea of eating] snails

aanstaande 2 3 4 'upcoming' - also: 'intended' (marriage partner) aanstaande vrijdag 2 3 this (coming) friday

(de) buitenstaander 2 3	outsider
(de) stand	mode, setting
omstandigheden 2 3	circumstances - more  below
(het) standbeeld 2 3	statue
(het) standpunt 2	[standing] view-point (opinion)
(de) stilstand 2	standstill
(de) opstand 2	uprising, revolt
(de) weerstand 2	resistance
weerstaan 2 3	to resist, withstand (usually figuratively, like temptation)
onweerstaanbaar	irresistable
(de) staande bas	[standing] upright bass

Ze boden weerstand 2 They [offered resistance] resisted, fought De weg van de minste weerstand kiezen 2 3 Choosing the [way] line of the least resistance, the easiest option

zelfstandig 2 ['self-standing'] - independent

(de) tegenstander 2 3 4 opponent, person against (de) voorstander 2 proponent, person in favor

toestaan 2	to allow, permit
niet toestaan	to disallow, not permit
toegestaan 2	allowed
verboden 2	forbidden, not allowed
verboden toegang	no admittance, no trespassing, keep out!

(de) toestand situation; bad situation
(de) noodtoestand 2 emergency situation; state of siege Wat een toestand! 2 3 Such a situation! What a mess! de toestand in de wereld 2 3 'the state of the world,' what's going on in the world Ik word droevig van de toestand in de wereld 2 I'm saddened by what's going on in the world

(de) afstand distance
op loopafstand within walking distance (de) afstandsbediening remote control houd afstand 2 keep distance, don't come too close

(het) bestaan 2 3 'existence' - the verb bestaan 2 3 means 'to exist,' sometimes translated as 'to be'
Ik denk dus ik besta 2 3 I think, [therefore I exist] so I am
cogito, ergo sum Hoe bestaat 't! 2 3 [How does it exist?] How can it be, how is it possible? Ze leidt een teruggetrokken bestaan 2 3 She leads a withdrawn, retiring [existence] life, she keeps to herself Dit uitzichtsloze bestaan 2 3 This existence without prospects, hopeless existence, this life without a (good) future nabestaanden 2 3 surviving next-of-kin

(de) omstandigheden 2 3 circumstances, situation
de huidige omstandigheden 2 3 the present circumstances onder bepaalde omstandigheden 2 3 under certain circumstances onder welke omstandigheden 2 under which circumstances wegens omstandigheden gesloten 2 3 closed due to (unexpected) circumstances (de) samenloop van omstandigheden [running together of circumstances] - coincidence

ontstaan 2 3 to originate, come into being
ontstaan - ontstond - ontstaan

A Dutch Continuous
zitten - liggen - staan - lopen

Smartphone Verbs Home

More Good Dutch Smartphone Pages

email - Copyright © Marco Schuffelen 2015.
All rights reserved. This material may not
be published, broadcast, rewritten,
redistributed, or hotlinked to.
Gij zult niet stelen 'Thou shalt not steal'