TOP |
Home
Site Map Mobile |
Learning Dutch?
There's Never Been A Better Time |
Pronunciation
Listening Hear Names |
Words
Phrases Grammar |
Search my site: |
Disambiguation: Many common Dutch words have more than one meaning.
Disambiguation Home - Aan - Achter - Af - Al - Als - Binnen/Buiten - Daar - Dan - Dat - Door - Eens - Er - Erg - Even - Haast - Het - In - Laat - Maar - Na - Naar - Net - Nog - Of - Om - Onder/Boven - Op - Over - Toen - Uit - Van - Voor - Vroeg - Waar - Wat - Weg - Zo - more
'Op' = Up | |
'Op' = On | |
Sayings with 'Op' as On | |
---|
'Op' = At | |
Op Tijd = In Time and On Time | |
'Op' = To | |
---|
'Op' = For | |
'Op' = Of | |
'Op' = In | |
Other Translations of 'Op' | |
---|
Verbs Combined with 'Op' | |
Compound Verbs with 'Op' | |
---|
More Words with 'Op' | |
Other English 'Up' | |
---|
'Opschieten'
2
3
can mean 'to hurry, hurry up'
Schiet op!
2
Hurry, hurry up!
Ik zal opschieten
2
I'll hurry
't Schiet op
[It's hurrying along] - it's going quickly,
the job is almost done
See also another meaning of 'opschieten'
below
opgeven 2 3 to give up, ceasing to make an effort Ik geef 't op 2 3 4 5 I give [it] up - I'll stop trying
'Opkomen'
2
'to come up,' 'to rise'
De zon komt op
2
the sun comes up, is rising
De zon komt iedere dag op
the sun comes up, rises every day
De zon kwam weer op
the sun came up, rose again
't Was alsof de zon om middernacht opkwam
It was as if the sun came up at midnight
't Kwam niet in me op
2
[It didn't come up in me] - It (the thought)
didn't enter my head
(de) opkomst
2
1. rise 2. turnout
opkomst en neergang
2
[coming up and going down] rise and fall
op en neer 2 up and down (repeatedly, like for instance a seesaw, physical exercise or stocks)
'Ophalen'
is literally 'to haul up,' usually 'to raise, lift up, bring up' -
but it can also mean something like 'to collect, pick up'
herinneringen ophalen
2
to reminisce, bringing up memories
We zaten gezellig herinneringen op te
halen
2
We were reminiscing pleasantly,
we were having a good time chatting about the past
(de) ophaalbrug
2
drawbridge
Wie heeft jullie opgehaald?
2
Who came by to pick you up? (for instance
at a train station or airport)
opzoeken
1. to look up, search for information
Donkere wolken ... een wind steekt op
Dark clouds ... wind is picking up
(a storm is brewing)
't Klaart op
2
3
It's clearing up, clouds are disappearing, it
gets lighter, the weather is improving
Kop op!
2
[Head up!] Don't give up, don't despair, cheer
up, don't hang your head
opgestroopte mouwen
2
rolled-up sleeves
Usually 'op'
means something like 'on' - 'on top of' or a location, a 'place' - English
usually says 'on,' sometimes 'at' or 'in'
op het dak
2
on the roof
op de stoel
2
on the chair
op de hoek
2
3
on the corner
op de kop
2
[on its head] - upside-down
De sneeuw die op het land lag
The snow [that was] lying on the
land
Broek-op-Langedijk
(name of a village 'on a long dike')
Huis op Drie Grachten
'House on 3 Canals' (probably 'next to')
op de erwtensoep
on top of the pea soup
Doe er een postzegel op
2
3
Put a stamp on it
op het strand
2
3
on the beach
Op sommige stranden heeft niemand wat aan
2
3
4
On some beaches, nobody is wearing
anything
op het water
2
3
on the water
op de tafel
2
on the table
het boek op de tafel
the book on the table
het voorstel op tafel
the proposition on the table, the proposition
up for discussion
op de rand
2
on the edge
op de rand van de afgrond
2
on the edge of the precipice
op de vloer
2
on the floor
‑>>
Zet je je kopje op het aanrecht?
2
3
4
Please put your cup on the (kitchen)
counter
Ik voelde de regen op m'n gezicht
2
I felt the rain on my face
Ik heb op een oud schip geleerd haring te kaken
2
3
I have learned to gut herring on an old
ship
Ze kijken op ons neer
They look down on us
neerkijken op
2
to look down on, to view with contempt,
disdain, despise
uit de hoogte
2
3
4
5
[from a height] - arrogantly,
feeling superior, 'haughty'
Jan heeft gisteren op het voetbalveld z'n been
gebroken
Yesterday on the soccer field,
John has broken [his] a leg
Schrijf je naam op een papiertje
Write your name on a piece of paper
Wil je kaas of ham op je brood?
Would you like cheese or ham
on your bread?
tomaat op brood
2
3
tomato on bread
"Die achterop doet er niks aan"
2
3
The one in back is [not doing anything about it]
not helping (a common remark to tandem bicycle drivers)
Het vogeltje zit op z'n nestje
2
The (little) bird is sitting on its
nest
D'r op of d'r onder
[on (top of) it or (deep down) below it]
- a risky venture, like 'all or nothing.' do-or-diezs
Kun je op de fiets naar je werk?
Can you ride [on] your bike to work?
Can you go to work by bike?
Ik heb mezelf op TV gezien
2
3
I've seen myself on TV
Ik zag op het nieuws
dat er geen oplossing gevonden is
I saw on the news that no solution
was found
(de) oplossing
'solution' - also a liquid with a solid dissolved in it
'Op'
can also indicate a situation instead of a physical location
op de heenweg
2
on the way out, on the way 'there'
op de terugweg
2
3
on the way back
op weg naar
2
3
on the way to
Ik ben op weg naar Assen
2
I'm on the way to Assen
op reis
2
on a trip, traveling
Ik was op reis
2
3
I was traveling
Toen was ik op reis
2
3
I was traveling at the time
op de vlucht
2
on the run, fleeing, escaping
Like English, Dutch uses different prepositions for time units:
at hours, on days, in years.
- more
'Op'
is the Dutch preposition with days and dates
later op de dag
later on the day
later op die dag
later on that day, later that day
op een goeie (goede) dag
1. on a good day (good results, feeling good
etc.)
alleen op zondag
2
3
Only on Sundays, Sundays only
Op zondag gaan we naar de kerk
2
On Sunday, Sundays we go to church
op zondag gesloten
2
closed on Sundays
Hij is op 2 maart jarig
2
3
4
His Birthday is March 2nd
‑>>
Also as: Hij is 2 maart jarig
2
His Birthday is March 2nd
op 14 mei 1948 (op veertien mei negentienachtenveertig)
2
On may 14th, 1948
op de nuchtere maag
2
on [the] an empty stomach
op blote voeten
[on bare feet] barefoot
Ik sta te trillen op m'n benen
2
['I'm shaking on my legs']
- 'I'm trembling with fear or from exhaustion'
‑>>
't Is zo stil op straat
2
It's so quiet on the streets
'Want de mens gaat naar zijn eeuwig huis en de rouwklagers gaan rond op straat'
Because man goes to his eternal home,
and the mourners go about on the streets
(Ecclesiastes)
Ik krijg wel eens honger op straat,
maar ik eet altijd thuis
Sometimes I get hungry on the street,
but I always eat at home
Een hagedis op de muur
A lizard on the wall
But: Een foto aan de muur
A picture on the wall
op zee
2
English says: 'on the sea,' or
'at sea'
'Op'
can also indicate a point in time instead of a location:
op 't laatste moment
at the last moment
op 't nippertje
at the last moment, just in time
op de valreep
at the end, just before closing,
'while saying goodbye'
laat op de avond
2
Late in the evening, late at night
op zee
2
English says: 'on the sea,' or
'at sea'
op mijn leeftijd
2
at my age
op die leeftijd
2
at that age
‑>>
op m'n veertigste
2
at age 40, when I was 40
op het eerste gezicht
2
3
at first sight
Hij is op school
2
3
He's at school (at this moment)
Hoe is 't op school?
2
How are things at (secondary) school?
Hoe doen je kinderen 't op school?
How are your children doing in school?
Hoe gaat 't op je werk?
How are things at work?
(Hoe gaat 't met je werk?
How is your job coming along?)
Hoe is de koffie op je werk?
How is the coffee at work?
Ik moet om acht uur op m'n werk zijn
2
3
I have to be at work at eight
Ze ontmoetten elkaar op een feestje
2
3
They met [each other] at a party
op bevel van
2
at the orders of, ordered by
op z'n dooie gemak
['at his dead ease'] - completely at ease,
fully relaxed, taking his time, without any hurry
‑>>
Holland op z'n smalst
2
'Holland at its most narrow'
Precies op tijd
2
Exactly in/on time
Op tijd naar bed
Get to bed in time
( a resolution)
Ben je op tijd thuis?
2
Will you be home in time?
(usually: not late, before your regular bedtime)
De trein is meestal op tijd
2
The train is usually on time (on schedule)
Ik hoop dat 't op tijd is
I hope it's in time
We waren net op tijd
2
We were just in time
- see also: 'net'
Zorg dat je op tijd bent
2
3
4
Take care to be in time
Alles op z'n tijd
2
3
[Everything in its (good) time]
- There's a time for everything
'Too late' is te laat
‑>>
van de ene dag op de andere
2
3
[from, between one day to [another] the next]
- suddenly, unexpectedly
deze kant op
2
3
[to this side] - this way, this direction
Het viel op de grond
2
3
It fell to the [ground] floor
dicht op elkaar
2
3
close together
koken
2
1. to boil 2. to cook
‑>>
reageren
2
3
to react
blik op oneindig
2
3
['eye focus set to infinity']
~the thousand-mile stare
- often combined with: Als klap op de vuurpijl
(saying)
['As a bang to the flare rocket'] - a grand ending
Het antwoord op Uw vraag ...
The answer to your question ...
Ik heb er geen antwoord op
2
3
4
5
I don't have an answer (or an adequate
response) to it
Daar heb ik geen antwoord op
2
3
I don't have an answer (or an adequate
response, solution) to that
't Hoofd op hol brengen
2
3
4
['bringing the head to a stampede,
make the head run wild']
- 'to turn someone's head, set pulses racing'
aanspraak maken op
2
laying (a) claim to
We drinken op je gezondheid
2
3
We drink (to) your health (a toast)
een uitzondering op de regel
2
3
4
an exception to the rule
op alles voorbereid
2
prepared, ready for [everything] anything
op 't ergste voorbereid
2
prepared, ready for the worst
‑>>
We hopen op een wonder
2
We're hoping for a miracle
jagen op onderzeeërs
2
3
hunting (for) submarines
jagen op koopjes
2
3
hunting for bargains
Wees verdacht op ...
2
3
Expect, watch out for, be prepared
for ...
Wees verdacht op windstoten
Expect, watch out for, be prepared for
sudden gusts of wind
See also: 'verdenken'
2
'to suspect'
Op
... na
means 'except, except for'
negen op de tien keer
2
3
4
9 (out) of 10 times
kans op onweer
2
3
chance of thunderstorms
‑>>
(de) inbreuk op privacy
invasion of privacy
Gezicht op Delft
View of Delft, Looking at Delft
(a Vermeer painting)
op deze plaats
2
in this spot
"We benne op de wereld om mekaar te hellepe niewaar?"
2
We're in this world to help each
other out isn't it?
‑>>
op het platteland
2
3
in the countryside, in the country
also: Hij woont ergens achteraf
2
3
He lives [somewhere remote] in the
countryside
pas op de plaats
2
['step in place'] - moving but not going
forward or backward (or sideways) - marking time
op klaarlichte dag
3
[in the clear light of day]
in broad daylight
't huis op de foto
2
3
the house in the picture
op m'n oude dag
in my old [day] age
op den duur
2
3
4
in the long run, in the course of time
Op den duur wordt 't makkelijker
['in the long run']
'After a while it will be easier'
op de bus doen
to put in a mailbox: to mail
Een brief op de bus doen
2
Mailing a letter
‑>>
op welke manier dan ook
in whatever way possible - however
hij ligt op de loer
he's lying in wait (ready to pounce)
- lurking
loeren
to leer, to peer
Hij zit op de lagere school
2
3
He's in elementary school
Er zit een muis op zolder
2
3
There's a mouse in the attic
Ik zit op de tocht
2
3
I'm in a draft (unpleasant cold air flow)
op loopafstand
within walking distance
op de tast
2
3
4
by touch, groping
(de) tastzin
2
sense of touch
‑>>
op zichzelf
by itself, by yourself
't Komt op gang
It gets going, it's starting,
the start is successful
(Het) bezoek
2 is one or
more visitors, 'company'
Behalve z'n neus lijkt-ie op z'n oma
Except for his nose
he looks like his grandma
Het lijkt erop dat hij gaat winnen
2
It looks like he's going to win
't Heeft er lang op geleken
2
3
For a long time it looked like ...
't Lijkt nergens op
2
['It looks like nothing']
- a bad job, something done badly
't Slaat nergens op
2
3
[It hits nothing] - It's a (usually unpleasant)
pointless remark that has nothing to do with the matter at hand
'Wachten'
op
is 'to wait for'
Kom op!
2
3
Come on! (encouraging action,
suggesting hurry - or 'be reasonable')
Zet 'm op!
2
3
Give it your best (encouraging effort in
sports or tests)
Op zijn
2
3
4
5
De benzine is op
The gasoline is finished, we're out of gas
't Geld is op
2
3
The money is gone, there's no money left
also: Ik ben doodop
2
I'm dead-tired, completely exhausted
't Moet op
2
3
4
It needs to be finished,
I want it finished, consumed, used, gone
Dat moet eerst op
2
3
4
That needs to be finished, consumed first
Drink het op
2
3
Drink it, drink it up, finish that
drink
Heb je je koffie op?
2
3
Did you finish your coffee?
(Is your cup empty?)
't Zit erop
2
3
4
~the job is done, finished (it could also mean
that you attached something 'on top' somewhere, like a bike seat)
See also 'opmaken' below
aankunnen op
2
3
to count on, to rely on (you can trust it)
Actually, rekenen op
2
3
4
is more common for 'to count on'
(het) slot
2
'lock'
Ik ben er trots op
2
3
I'm proud of it
De nadruk ligt op ...
2
The focus, most important point is ...
Hij legde de nadruk op gelijkheid
2
3
4
He focused on equality, he stressed equality,
his main point was equality
Er zit niks anders op
2
3
There is nothing else to it, there is no
alternative, this is what we have to do
optillen
to lift, to lift up
present perfect tense
ik heb opgetild
I have lifted
Ik tilde z'n fiets op
2
3
I lifted up his bike
Toen ik z'n fiets optilde begreep ik hoe hij zo hard kon
rijden
2
3
4
When I lifted up, picked up his bike I understood
how he could ride that fast
‑>>
Til het niet op!
2
Don't lift it
Ik kan 't niet optillen
2
3
4
I can't lift it, I'm not able
to lift it up
Hij probeerde de kist op te tillen
2
3
He tried to lift the wooden box
Hij kan vijftig kilo optillen
2
3
He can lift 50 kilos
(de) lift
is the Dutch word for 'elevator'
ophouden
2
to stop, end, come to an end
ophouden met
to stop, end, quit, cease
more met/mee
ophouden met werken
2
to stop working, to retire
ophouden met roken
2
to stop smoking
Hou op!
2
3
4
5
Stop it!
Hou toch op!
2
Now stop that nonsense! Shut up! I'm sick and
tired or your talking
't Houdt maar niet op
2
It just never stops, it goes on and on
Hou er onmiddellijk mee op!
2
3
Now stop that (immediately) right away!
Daar moet je mee ophouden
2
You should stop doing that
Dan houdt alles op
2
['Then everything ends'] - That changes everything,
it's no use continuing after that
Houdt die herrie nooit op?
Is that noise never going to stop?
't Hield zomaar op
2
It suddenly stopped, I don't know why
Ik denk erover op te houden
2
3
I'm thinking about stopping, quitting
Ze weten niet van ophouden
2
3
4
(saying)
['They don't know about stopping'] -
They go on an on, they never stop
onophoudelijk
2
ceaseless, unending, continuing
Ik eet geen witlof meer want het is te duur
2
[I no longer eat ... because it is too expensive]
- I stopped eating Belgian endives because they're too expensive
opkijken van
2
[to look up for] to be surprised,
impressed by
Daar kijkt niemand meer van op
2
3
Nobody is surprised, impressed
by that anymore
(de) oplader
charger
Like op zijn
2
3
4
5
above,
'opmaken'
can mean can mean something like 'use up' - 'all finished,
everything gone, nothing left'
Schrijf je naam op een papiertje
Write (down) your name on a piece of paper
Ik heb het opgeschreven
2
I've written it down
(het) opschrijfboekje
notebook
We've seen
opschieten
2
3
'to hurry,' above, but there's also
opschieten
2
3
met
'to get on with people,'
usually as goed kunnen opschieten met ...
2
3
'to get on well with ...'
'Opletten'
2
3
means 'to pay attention, to check.' It's a splitting verb:
Let op!
2
3
'Letten op'
2
3
is used when there's a specific item or person to be watched
Let maar niet op mij
2
Now don't pay attention to me
(I'm doing my own thing)
We hebben goed op de temperatuur gelet
2
We paid close attention to the temperature
Hij let er niet op
2
He's not paying attention to it
Hij let nergens op
2
3
[He's not paying attention to anything]
~ he's extremely careless
Ik heb er niet op gelet
2
3
I wasn't paying attention to it
oppassen
2
3
1. 'to pay attention, be careful, proceed with caution'
Pas op met vuur!
2
3
Be careful with fire!
Daar moet je mee oppassen
2
3
4
You should be careful with that,
You'd better be careful with that
Ze mogen wel oppassen
2
They should watch out,
they'd better be careful
Je mag wel oppassen
2
3
You should watch out,
you'd better be careful
(de) oppas
babysitter, or person who looks after
older children
(de) oppasser
2
3
4
'minder,' person looking after adults
passen op
2
3
to watch over, look after, take care of
iemand die op me past
2
Someone [who watches] to watch over me, someone
who looks after me
See also: (de)
pas and passen
'Opruimen'
means 'to tidy up, clear, put things in their place'
Het huis opruimen
Tidying up the house,
put things in their place
Opgeruimd staat netjes
['Cleared up, stored away looks neat']
'Things out of the way looks good'
Heb je je kamer opgeruimd?
2
3
Did you tidy up your room? Did you make your
room presentable?
opbergen
2
3
to store, put away (short-term)
opslaan
2
to store, lay up, put in storage
(long-term)
(de) opslag
2
storage
opnemen
to take in, admit; to observe, measure; to
record sound; to absorb
in een ziekenhuis opgenomen
2
admitted to (put in a bed in) a hospital
Heeft U de temperatuur opgenomen?
Did you take the temperature?
‑>>
Ik ben aan 't opnemen
2
3
I am recording
(de) opname
recording, 'take'
opvallen
2
to stand out, be conspicuous // to notice
onopvallend
inconspicuous, not standing out,
not very noticeable
't Viel me niet op
2
3
I didn't notice it
't Is me niet opgevallen
2
3
I didn't notice it
't Is me nooit eerder opgevallen
2
3
4
5
I've never noticed it before
't Valt niet op
2
It doesn't stand out, you don't notice it,
it's barely noticeable, it's not conspicuous
optreden
1. (artists) performing
‑>>
opwindend
2
3
exciting, thrilling,
opgewonden
2
excited, heated, agitated, somewhat manic
de was opvouwen
2
3
folding the (washed) laundry
(de) oplichter
2
swindler, crook, con man
‑>>
'opzetten'
2
can mean 'to set up, organize, put into place' and it can also mean
'to put on'
in dit opzicht
2
in this perspective, in this respect
(de) opbouw
2
3
construction, building up, advancement
(de) opbouwende kritiek
2
constructive criticism
opdoemen
to appear, become visible (usually somewhat
frightening)
opbellen
2
3
to call, telephone
'Bellen'
2
3
4
is 'to ring a bell' but it can also be used for 'talking on the
telephone
(de) oprit
2
[drive-up] - driveway
‑>>
tellen
2
to count
‑>>
opscheppen
2
1. 'to serve food,' ladle food on a plate
(het) oppervlak
2
(de) opstand
2
uprising
(de) oprichter
2
3
founder
(de) opluchting
2
3
relief, less worry
opgelucht
relieved
((de) lucht
air)
opgewekt
2
cheerful, in high spirits
(de) ophef
fuss, ado, commotion
opvullen
2
to fill, to fill up
(de) opwelling
2
'impulse,' sudden, unthinking urge to act
opofferen
2
to sacrifice
oprecht
2 means
'genuine, sincere, really heartfelt' - NOT: 'upright'
(de) oppositie
2
3
4
(politics) the party or parties
not in government ‑>>
(de) optimist
optimist
(het) opstel
secondary-school essay
open
open
- more 'open'
opeens
2
'suddenly, unexpectedly,' often without
explanation
more 'opeens'
opnieuw
2
anew, again, once again, another time
opnieuw beginnen
2
to start 'again,' to start over
Ik moet helemaal opnieuw beginnen
2
3
4
5
6
I [will] have to, need to
start all over again
Kun je het aan?
2
Are you up to it?
iets aankunnen
2
3
to be able to deal with, manage something
Hoe gaat 't?
What's up? How are you?
Hoe is 't ermee?
What's up? How are you?
'What's up?' can also mean something like
'What's going on (today, in your life)?'
-- but there's
no good equivalent in Dutch. You can ask:
English 'up' can also mean moving to a higher position. Dutch has two
words for that:
'omhoog'
2
3 and
'naar boven'
email -
Copyright © Marco Schuffelen 2019.
All rights reserved.
This material may not be published, broadcast, rewritten, redistributed,
or hotlinked to.
2. to look up people, to visit
Ik zocht hem op in het bejaardenhuis
2
3
4
I looked him up, I visited him in the old
folks' home
Ik zocht het adres op
2
3
4
I looked up (searched for and found)
the address
op zoek naar
2
3
'looking for, searching for' ('op zoek'
is 'searching' and 'naar'
is 'for')
Op zoek naar Atlantis
2
3
Looking for Atlantis
Ik ben op zoek naar een kamer
2
3
I'm looking for a room (to rent)
You could as well say:
Ik zoek een kamer
2
'Op' = On
herring
- 'haring
kaken'
Hij is op de Noordpool in moeilijkheden geraakt
2
3
4
He ran into trouble on the North
Pole
De Prinses op de Erwt
The Princess on the Pea
‑>>
Sla linksaf op het kruispunt
2
Turn left on the intersection
Er is maar één oplossing
2
There is only one solution
(toen
2
3
at the time, at that time
‑>>)
Dan ben ik op reis
2
3
Then, at that time I'll be
traveling
(dan
2
then (future) ‑>>)
We gaan donderdag op vakantie
2
3
Donderdag gaan we op vakantie
2
Thursday we'll go on vacation
2. someday, on a random day
op een blauwe maandag
['On a blue monday'] For a short,
insignificant time in the past
Ze is op Kerstdag geboren
2
She was born on Christmas day
‑>>
op de dag van Sint Steven
2
3
On Saint Steven's Day
op de dag na Kerstmis ...
on the day after Christmas ...
Sayings and
Standard Phrases with 'Op' as 'On'
Kapers op de kust
['pirates on the coast']
- There are competitors about
De puntjes op de i zetten
2
"Dotting your i's (and crossing the t's)"
- taking care of the final details
Voor een dubbeltje op de eerste rang
2
3
4
'The best seats in the house for a dime'
- said of people who
expect the world for a small payment
Een dubbeltje op z'n kant
2
[A dime on its edge]
- the outcome is very uncertain
Boter op z'n hoofd
2
Hij heeft boter op z'n hoofd
2
3
4
['(he has) butter on his head']
- he should stay away from heat
or it will melt - meaning: "he's criticizing others, but
he's not innocent himself: he is a hypocrite" -
'huichelaar'
2
Ze is niet op haar mondje gevallen
2
3
['She didn't fall on her mouth']
- She never hesitates to speak
up, she's not shy to speak her mind
op een laag pitje
['On a slow burner'] 'On the back burner'
- mostly figuratively: something given low
priority, not pursued vigorously
Hij is aardig op weg
2
3
He is well on the way ... (figuratively) -
He is progressing well, he's made considerable progress
Van de hak op de tak springen
2
3
'in conversation, frequently and
(apparenty) at random changing the subject'
Een druppel op een gloeiende plaat
2
3
['a drop of water on a red-hot surface']
- 'too little' -
a totally ineffective remedy or an attempt
to help that falls far short
De kat op het spek binden
2
['tying the cat to the bacon'] -
'a dangerous policy that sets up for failure,
a recipe for disaster'
Alle gekheid op een stokje
2
'[All the silliness on a stick] - joking aside,'
now let's stop the joking and get down to business.
- The (very subtle) difference is that the lizard's 'op'
is temporarily,
while the picture's 'aan' is fixed
"Spiegeltje, spiegeltje aan de wand,
wie is de mooiste in het land?"
'Mirror, mirror on the wall,
who is the prettiest [in the land] of them all?'
‑>>
'Op' = At
Before the great land reclamations,
there used to be a narrow strip of land North-West of
Amsterdam connecting two parts of
'Holland.' Later, the expression came to mean 'Dutchmen in their
most narrow-minded attitude.'
more about Dutch and English 'Holland'
2
Op Tijd = In Time, On Time
Op tijd
2
3
'in time /or/ on time.' English 'on time' and 'in time' do not mean
exactly the same, but Dutch uses op tijd for both meanings.
'Op' = To
opkoken
2
to bring to a boil
reageren op
2
3
to react to
verstand op nul
2
[brainpower to zero, brain powering down]
'shutting down the brain'
Said when starting a mindless job or when doing something you don't want to
think about
'Op' = For
It's sometimes used in the sense of 'to rush, move hurriedly'
'Jagen'
2
'to hunt' is a
strong verb:
jagen
to hunt-
joeg
hunted-
gejaagd
hunted
2
op één na de beste
2
3
4
the best except for one - number 2
op sterven na dood
2
3
4
5
dead, except for the dying
- in rather bad shape
See also: 'behalve'
'except (for), but for'
‑>>
and (de) uitzondering
2
'exception'
‑>>
'Op' = Of
'Op' = In
Other Translations of 'Op'
Ik ben gek op drop
2
3
I'm crazy about liquorice (the Dutch candy)
- I like it very much
Wat heb je daarop te zeggen?
2
What do you say about that? What is your
comment on that?
Er is bezoek voor je
You have a visitor,
There is a visitor for you /or/ There are visitors for you
- 'You have company' - more
Op bezoek
2 is
'visiting'
Op bezoek gaan
2
'to go visit, pay a visit'
Op bezoek komen
2
'to come visit, to visit'
... en ik wil dat oma op bezoek komt
2
3
and I want Grandma to come visiting
‑>>
Hij is op bezoek bij de buren
He's visiting the neighbors
Verbs
Combined with 'Op'
'Lijken op
2
3
is 'to look like,' a similarity, a likelihood - or an expectation.
See also lijken in general
Ik zat te wachten op ...
I was waiting for ...
Ik zat te wachten op een telefoontje
I was waiting for a phone call
We staan te wachten op een taxi
2
3
We're waiting for a taxi
‑>>
Hij wachtte geduldig op z'n beurt
2
3
He was waiting patiently for his turn
Waar wacht je op?
2
3
What are you waiting for?
(Often meaning: Take action!)
Combined with verbs like especially
zijn
('to be')
moeten
2
('must') and
gaan
('to go') -
op
can mean something like
'finished, gone, nothing left'
Je kunt erop aan
2
You can count on it
Also: Je kunt ervan opaan
2
3
You can count on it
Je kunt erop rekenen
2
You can count on it
Je kunt op hem rekenen
2
3
4
You can count on him, he's reliable
Je kunt op me rekenen
2
3
You can count on me, I'll be there
By itself, rekenen
means 'to make calculations, do math'
‑>>
op slot
'locked'
op slot doen
2
'to lock'
De deur is op slot
the door is locked
‑>>
Compound Verbs with 'Op'
See also 'opstaan'
2
'to get up' on top of this page
- a splitting verb
overview optillen
to lift ik til op
I'm lifting wij tillen op
we're lifting ik tilde op
I lifted wij tilden op
we lifted ik heb opgetild
I have lifted
simple present tense optillen
to lift ik til op
I lift jij tilt op
you lift hij tilt op
he lifts wij tillen op
we lift jullie tillen op
y'all lift zij tillen op
they lift U tilt op
you lift
Vergeet niet je telefoon op te laden
2
Don't forget to charge your telephone
Hij heeft al het geld opgemaakt
2
3
He has spent (used up?) all the money
Hij heeft al het water opgemaakt
2
He has used up all the water
(warm water, probably)
Opmaken
can mean many other things, like 'to apply make-up,' 'to prepare (a bill)'
and 'to conclude' - and sometimes it's just translated in English as
'to make'
Daaruit maak ik op ...
From that [I make out ...] I conclude ...
Heb je je bed opgemaakt?
2
3
Did you make your bed?
Ik kan goed opschieten met Jan
2
3
I get on well ('fabulously') with Jan
opletten
to pay attention ik let op
I'm paing attention ik lette op
I paid attention ik heb opgelet
I have paid attention
2
Opgelet!
2
3
4
5
Pay attention! (Something you need to see
(hear, feel) will happen shortly)
oplettend
2
3
attentive, paying good attention
oplettende lezertjes ...
2
3
attentive young readers ...
(Marten Toonder)
Hij zit niet goed op te letten
2
3
He's not paying close attention
Je moet goed opletten
2
3
You have to pay close attention
We hadden goed opgelet tijdens de les
2
We had paid close attention
during the lesson
2. 'to watch over'
oppassen met
2
3
'be careful with'
When you see a sign (de) opruiming
2 in a shop,
it means 'clearance,' items priced to sell, stuff the shopkeeper
doesn't want to keep in stock
opruimen
to tidy up, clear ik ruim op
I'm tidying wij ruimen op
we're tidyin g ik ruimde op
I tidied wij ruimden op
we tidied ik heb opgeruimd
I have tidied
opbergen / borg op / opgeborgen
2
Berg 't goed op
2
3
Put it in a safe place (a key or an important
document)
Ik heb 't te goed opgeborgen
2
3
I put it away too safely - I can't find it
anymore
(de) berging
2
a small storoge room, like in the basement of
an apartment building
We deden 't in opslag
2
We put it in storage
(de) opslagplaats
2
3
depot, storage, dump
'Bestanden opslaan'
2
3
is an in my view unnecessary Dutch phrase for 'saving files'
More Words with 'Op'
(Related or Unrelated)
2. to take action against something
(het) optreden
performance by artists
optreden
to perform ik treed op
I'm performing wij treden op
we're performing ik trad op
I performed wij traden op
we performed ik heb opgetreden
I have performed
Ze bleken oplichters te zijn
2
[They turned out to be swindlers] - It turned out
they were swindlers
water opzetten
2
'to put on [water] the kettle'
- bring water to a boil, usually for tea or coffee
Ik moet 't eten opzetten
2
[I have to put on the food] - I have to start
cooking
Hij had een netwerk opgezet
2
He had set up a network
aanbellen
to ring a doorbell
optellen
2
to add (numbers)
2. to boast
opscheplepels
serving spoons
(de) opschepper
is usually a 'boaster,' a person exaggerating his importance, but it
can also mean a person who puts food on plates in a community kitchen or
company restaurant
(de) oppervlakte
2
[top plane] - surface, surface area
de opstand van de gewone mensen
2
3
4
the revolt of the common people
(de) opvolger
2
successor
(volgen
2
3
to follow)
also:
(de) stennis
stennis maken
2
to get rowdy, raise a stink,
kick up a row
(de) opheffing
closing down, discontinuing
(vullen
2
to fill)
(het) offer
2
sacrifice
oprecht medeleven
2
3
4
'really feeling your pain'
- genuine sympathy
(het) optimisme
2
optimism
optimistisch
optimistic
klimop
[climb-up] ivy
Flowers and Plants
More English 'Up'
See the top of the page for 'up' as 'op'
Wat is er aan de hand?
2
What's going on?
but it assumes something unusual is going on. You could also ask:
Wat ben je aan 't doen
[What are you doing?]
- What are you busy with?
but that is about an activity
We klommen omhoog
We climbed up
De enige uitweg is omhoog
The only way out is up
We gingen met de roltrap naar boven
We took the escalator up
Ik ga naar boven
2
3
I'm going up, I'm going upstairs
Don't be a
dief (thief) /
dievegge (female thief) -
diefstal (theft) -
stelen (to steal) -
heler (dealer in stolen goods) -
hear Dutch -
2