Search my site:

Everyday Dutch Vocabulary 16 - Home - 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 - Version 2: 1 2 3 4 5 - Hear 2000 words (list)

Everyday Dutch: Movement, Operations (Revised 2011)

Verb Rules - Verb Examples - More Verb Examples
Personal Pronouns - The Other Everyday Verbs
EnglishDutch
infinitive
simple
present
singular
simple
present
plural
simple
past
singular
simple
past
plural
perfect
tense
to walk (example) I walk we walk I walked we walked I have walked
to walk lopen ik loop wij lopen ik liep wij liepen ik ben/heb gelopen click to hear 2 - >>
to ride a bicycle fietsen ik fiets wij fietsen ik fietste wij fietsten ik ben/heb gefietst click to hear 2 - >>
to walk, to hike wandelen ik wandel wij wandelen ik wandelde wij wandelden ik heb/ben gewandeld click to hear
to run rennen ik ren wij rennen ik rende wij renden ik heb/ben gerend click to hear
to jump springen ik spring wij springen ik sprong wij sprongen ik heb/ben gesprongen click to hear
to swim zwemmen ik zwem wij zwemmen ik zwom wij zwommen ik heb/ben gezwommen click to hear
to drive; to ride rijden ik rijd wij rijden ik reed wij reden ik heb/ben gereden click to hear 2 >>
to fly vliegen ik vlieg wij vliegen ik vloog wij vlogen ik heb/ben gevlogen click to hear 2
to flee, escape vluchten ik vlucht wij vluchten ik vluchtte wij vluchtten * ik ben gevlucht click to hear

When a destination is given, Dutch verbs of motion often use 'zijn' (to be) in the perfect tense:
Ik ben naar huis gelopen. click to hear 2 I walked home
Ik ben naar Amsterdam gelopen. click to hear 2 I walked to Amsterdam
Ik heb een uur gelopen. click to hear 2 I walked for an hour
Ik ben naar Veenendaal gefietst. click to hear 2 I rode a bike to Veenendaal
Ik heb een uur gefietst. click to hear 2 I rode a bike for an hour
In other verbs, the use of 'zijn' often indicates the passive form:
Ik heb geschopt. click to hear I kicked (a ball, I hope)
Ik ben geschopt. click to hear I was kicked
(Notice that in most of these examples Dutch uses a perfect tense while English uses an imperfect tense.)
(de) stap click to hear (step)
(de) wandeling click to hear (walk, hike)
(de) sprong click to hear (jump)

take a step - een stap doen click to hear
go for a walk - een wandeling maken click to
    hear
make a jump - een sprong maken click to hear
The template sentences show a pattern: replace 'zwemmen' (to swim) by the verb of your choice:
I am going for a swim - ik ga zwemmen click to hear
I want to go for a swim - ik wil gaan zwemmen click to
  hear
shall we go for a swim? - zullen we gaan zwemmen? click to
  hear
to move bewegen ik beweeg wij bewegen ik bewoog wij bewogen ik heb bewogen click to hear
Don't move! - Beweeg je niet! click to hear
to push duwen ik duw wij duwen ik duwde wij duwden ik heb geduwd click to hear - >>
to pull trekken ik trek wij trekken ik trok wij trokken ik heb getrokken click to hear - >>
to lift optillen ik til op wij tillen op ik tilde op wij tilden op ik heb opgetild click to hear - >>
to throw gooien ik gooi wij gooien ik gooide wij gooiden ik heb gegooid click to hear
to grab grijpen ik grijp wij grijpen ik greep wij grepen ik heb gegrepen click to hear - >>
to fall vallen ik val wij vallen ik viel wij vielen ik ben gevallen click to hear
to drop laten vallen ik laat vallen wij laten vallen ik liet vallen wij lieten vallen ik heb laten vallen click to hear - see also
to shake schudden ik schud wij schudden ik schudde wij schudden * ik heb geschud click to hear
(de) beweging click to hear move, movement
(de) richting click to hear direction
(het) contact click to hear contact, connection
(de) verbinding click to hear connection, link
(de) duw click to hear push
(de) draai click to hear turn, twist
(de) vlucht click to hear flight; escape
(de) val click to hear fall
(de) botsing click to hear crash
(de) doobraak click to hear breakthrough
turn - beurt click to hear Whose turn is it? Who's next? - Wie is er aan de beurt? click to hear
(de) explosie click to hear explosion
(de) uitbarsting click to hear eruption, burst
(de) instorting click to hear collapse
(de) vernietiging click to hear destruction
(de) knal click to hear bang
(het) ongeluk click to hear accident
(de) schade click to hear damage
(de) lucifer click to hear match
(het) vuur click to hear fire >>
(de) vlam click to hear flame
(de) rook click to hear smoke
branden click to hear to burn
to hit, slap slaan ik sla wij slaan ik sloeg wij sloegen ik heb geslagen click to hear
to kick schoppen ik schop wij schoppen ik schopte wij schopten ik heb geschopt click to hear
(de) klap click to hear slap
(de) schop click to hear kick
(de) schok click to hear shock
geschokt click to hear shocked
I slapped, I hit - ik gaf een klap click to hear
I was slapped, I received a blow - ik kreeg een klap click to hear
I kicked - ik gaf een schop click to hear
I was kicked - ik kreeg een schop click to
     hear
I was shocked, I received a shock - ik kreeg een schok click to hear
I was shocked - ik was geschokt click to hear
to crack breken ik breek wij breken ik brak wij braken ik heb gebroken click to hear
to cut (knife) snijden ik snijd wij snijden ik sneed wij sneden ik heb gesneden click to hear - >>
to cut (scissors) knippen ik knip wij knippen ik knipte wij knipten ik heb geknipt click to hear - >>
to paste plakken ik plak wij plakken ik plakte wij plakten ik heb geplakt click to hear
to dig graven ik graaf wij graven ik groef wij groeven ik heb gegraven click to hear 2
(de) barst click to hear crack
(de) breuk click to hear break
(de) scheur click to hear tear, rip
gebarsten click to hear cracked, burst
gebroken click to hear broken (literally)
gescheurd click to hear torn
(de) schaar click to hear scissors
(het) mes click to hear knife
(de) lijm click to hear glue
(de) verrassing click to hear surprise
(de) schrik click to hear fright, scare
(de) fout click to hear error
(de) vergissing click to hear mistake
(de) kunst click to hear art
(de) manier click to hear manner, way of doing
(het) bedrog click to hear deception
(het) teken click to hear sign
(de) tekening click to hear drawing
(het) cijfer click to hear school mark
to wash wassen ik was wij wassen ik waste wij wasten ik heb gewassen click to hear
to polish poetsen ik poets wij poetsen ik poetste wij poetsten ik heb gepoetst click to hear
to rub wrijven ik wrijf wij wrijven ik wreef wij wreven ik heb gewreven click to hear
to cover bedekken ik bedek wij bedekken ik bedekte wij bedekten ik heb bedekt click to hear
(het) werk click to hear work
(het) spelen click to hear play
(de) rust click to hear rest
(de) wedstrijd click to hear game, match
(het) veld click to hear field
(de) zet click to hear (game) move
to work werken ik werk wij werken ik werkte wij werkten ik heb gewerkt click to hear
to play spelen ik speel wij spelen ik speelde wij speeelden ik heb gespeeld click to hear 2
to rest rusten ik rust wij rusten ik rustte wij rustten * ik heb gerust click to hear

Previous Everyday Dutch Home 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 Words and Phrases for Travelers Next
Version 2: Nouns - Adjectives, Adverbs and Verbs - Prepositions (etc.): pictorial / list - Supplement

email - Copyright © Marco Schuffelen 2006. All rights reserved. This material may not be published, broadcast, rewritten, or redistributed.
Don't be a dief (thief) - dievegge (female thief) - diefstal (theft) - stelen (to steal) - heler (dealer in stolen goods) - hear Dutch - 2