Express Yourself / Communication

liegen verzinsel zingen? tekenen schilderen schrijven

to speak

spreken

ik spreek

wij spreken

ik sprak

wij spraken

ik heb gesproken

>>

to talk

praten

ik praat

wij praten

ik praatte

wij praatten *

ik heb gepraat

2

To Say - To Say

to say

zeggen

ik zeg

wij zeggen

ik zei

wij zeiden

ik heb gezegd

2 >>

Wat zeg je? 2 3 wat zegt U? 2 3	'what [do] did you say?' (informal) (Dutch uses the present tense) 'what [do] did you say?' (polite)
Kunt U dat nog eens zeggen? Zou U dat nog eens willen zeggen? 2	Could you please say that again? Would you mind [saying that once again] repeating that?
Wat zeg jij d'rvan? 2 3 Wat zegt U d'rvan? 2 3 4	What do you say about it? What's your opinion on it? (informal) What do you say about it? What's your opinion on it? (polite) After a vowel, it's easier to say "d'r" than "er" - Wat zegt U ervan? 2
zoals ik al zei 2 3 zoals ik zei	['as I already said'] 'as I said before' 'as I said'
ik zei "nee"	'I said "no"'
Al zeg ik 't zelf 2 3	[Even if I say so myself] If I may say so
Had ik dat al gezegd? 2	Did I say that already?
hij zei niet veel	'he didn't say much'
Ik, zei de gek 2 3	Me, the crazy man said
zeg het voort 2 zegt het voort 2	['say it forth'] 'pass it on (the message)' ['say it forth'] 'pass it on (the message)' - a rare plural imperative
Zeg eens wat Zeg maar wat je zou willen hebben van Sinterklaas 2	Do say something [Say] Tell me what you would like to have (receive) from Sinterklaas ('Santa')
Wie 't weet mag 't zeggen 2	Who knows it may say it
Onder ons gezegd en gezwegen 2	[Said and silent between us] Just between you and me
hoe zeg je dat in het Nederlands? 2 Weet jij hoe je 't moet zeggen? Hoe zeg je dat precies? 2	'how do you say that in Dutch?' 'Do you know how to say it?' 'How exactly do you say that?'
In het Nederlands zeggen we 'gezondheid!' als iemand niest	In Dutch we say 'gezondheid!' ('health!') when somebody sneezes
Als Nederlander zou ik zeggen: 'Ja.'	As a Dutchman I would say: "Yes!"
't Is niet fout ... 2 ... maar je kunt 't eenvoudiger zeggen 2 3	It's not wrong ... ... but [you can say it more simply] there's a simpler way to say it
zeg het in je eigen woorden 2	'say it in your own words'
zeg dat het niet zo is	'say it ain't so'
Er zijn mensen die zeggen dat ... 2	[There are people] Some people say that ...
Veel mensen zeggen dat ... Veel mensen zeggen dat.	Many people say that ... Many people say that.
wie zegt dat 't gaat regenen? Wat zegt het weerbericht? 2 Het weerbericht zegt dat het morgen gaat regenen.	'who says that it's going to rain?' What does the weather report say? The weather forecast says it will rain tomorrow.
ze zeggen dat er niet genoeg tijd is	'they say there's not enough time'
Hij zegt dat 't morgen klaar is. Hij zei dat ik het aan Jan moest geven 2 3	He says it'll be ready tomorrow He said that I should give it to Jan
Ik versta niet wat je zegt. 2 Ik begrijp niet wat U zegt	I don't understand (can't hear) what you're saying. I don't understand what you're saying
dat boek zegt dat hij dat gedaan heeft 2 3	'that book says that he [has done] did that'
Goropius zegt dat Adam en Eva Nederlands spraken. 2	Goropius says that Adam and Eve spoke Dutch.
M'n vrouw zegt dat het alleen windstil is als je wil(t) vliegeren. M'n vrouw zegt dat de bal niet in het doel wordt geschopt maar geschoten.	My wife says the only time there's no wind is when you'd like to fly a kite. My wife says the ball is not 'kikcked' into the goal but 'shot.'
Men zegt dat ... Men zegt dat in Kentucky het gras blauw is 2 Men zegt dat het gras blauw is in Kentucky	['People say that ...'] - usually translated as: 'it is said that ...' 'It is said that in Kentucky the grass is blue' 'It is said that the grass is blue in Kentucky'
't Zegt me niks 2	[It doesn't [say] speak to me] It doesn't appeal to me /or/ it doesn't have meaning to me

To Tell - Vertellen

vertellen to tell

-

ik vertel I'm telling

-

ik vertelde I was telling, I told

-

ik heb verteld I have told

2 3 4

vertellen 2

Vertel! Vertel de waarheid! 2 Vertel me de waarheid! 2 Vertel eens wat leuks 2 Hij vertelde mij de waarheid Hij vertelde mij wat er gebeurd was Ik vertel je de waarheid 2	Tell us! (or: me) [Tell the truth!] Say what really happened! Tell me the truth, Tell me what really happened! Now tell us something nice, entertaining He told me [the truth] what had really happened He told me what had happened I'm telling you the truth
Wie heeft je dat verteld? 2 Wie heeft jullie dat verteld? 2	Who told you (singular) that? Who told you (plural) that?
Niemand heeft me iets verteld 2	Nobody told me anything
Ze hebben jullie onwaarheden verteld 2	They have told you guys [untruths] lies
Hij vertelde hun wat er gebeurd was 2	He told them what had happened
De agent vertelde de rechter wat hij gezien had De verkenner vertelde de kolonel snel wat hij gezien had 2	The policeman told the judge what he had seen The scout quickly told the colonel what he had seen
Ik vertelde de kinderen een verhaaltje 2 Hij vertelde ons snel een paar mopjes 2	I told the children a story He quickly told us a few jokes
Vreemdeling, vertel de Spartanen Wat Vertellen Ons De Wolken? 2 3	Stranger, tell the Spartans (Thermopylae monument inscription) What Do The Clouds Tell Us? (title of a famous weather forecasting book)
Ik wil 't best wel vertellen hoor 2 3 4	I really don't mind telling [it to] you

email - Copyright © Marco Schuffelen 2013. All rights reserved. This material may not be published, broadcast, rewritten, redistributed, or hotlinked to.
Don't be a dief (thief) / dievegge (female thief) - diefstal (theft) - stelen (to steal) - heler (dealer in stolen goods) - hear Dutch - 2