Everyday Dutch Vocabulary 9 - Home - 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 - Version 2: 1 2 3 4 5 - Hear 2000 words (list)

The Little Words You'll Need Most 1

The graphics are all my own, but the idea of a drawing to clarify these words comes from the Basic English literature.

The Little Words Listed Alphabetically English to Dutch - Dutch to English

naar Amsterdam uit Amsterdam ik kom uit Amerika hear (to Amsterdam) (from Amsterdam) (I'm from the US) boven onder bij hear (over, on top of, above) (under, below) (with)

links rechts rechtdoor terug hear (left) (right) (straight) (back) vooruit achteruit twee stappen vooruit, één stap achteruit hear (forward) (back, backwards) (two steps forward, one step backwards)

Dutch 'tussen' is both 'between' (two) and 'among' (more than two.)

voor tussen achter hear (before, in front) (between, among) (after, behind) voor tussen achter naast hear (before, in front) (between, among) (after, behind) (next to, beside) A is voor B en C - hear B is tussen A en C - hear C is achter A en B - hear D is naast A - hear (A is in front of B and C) (B is between A and C) (C is behind A and B) (D is next to A)

(de) voorkant front (de) zijkant 2 side (de) achterkant 2 back (de) bovenkant top (de) onderkant 2 bottom (de) kant side

op deze plaats driehoek en vierkant tegen een boom hear - take 2 (vierkant = four-side)

(at this point) (triangle and square) (against a tree)

koffie met suiker en melk een koekje bij de thee een kopje koffie graag hear (coffee with sugar and cream) (a cookie with your tea) (a cup of coffee, please) de mok van Piet hear (Pete's mug)

binnen buiten boven beneden hear (inside) (outside) (upstairs) (downstairs) naar boven, omhoog naar beneden, omlaag (de) trap (de) lift hear (up) (down) (stairs) (elevator) door de deur de kamer in de kamer uit hear (through the door) (into the room) (out of the room) naar buiten naar binnen in de kamer hear (out) (in) (in the room) Dutch 'in' covers both English 'in' and 'into.'

voor achter naast hear (in front of) (behind) (next to) (het) huis (de) begane grond (de) eerste verdieping (de) zolder (de) kelder hear (house) (first floor) (second floor) (attic) (cellar) de / het / 't hear (the - the definite article) op de tafel onder de tafel aan de tafel hear (on the table) (under the table) (at the table) op de stoel onder de stoel aan tafel! hear (on the chair) (under the chair) (come eat, food is served!) see also: The House Prepositions Review

'de oorlog' voor de oorlog tijdens de oorlog na de oorlog hear ('the war') (before the war) (during the war) (after the war)

van 1940 tot 1945 - hear - (from 1940 to 1945) tussen 1940 en 1945 - hear - (between 1940 and 1945) de Tweede Wereldoorlog begon in 1939 - hear - 2 - (the Second World War started in 1939)

Dutch time

om acht uur voor acht uur na acht uur om acht uur precies hear (at eight o'clock) (before eight) (after eight) (at eight sharp) op tijd precies op tijd hear (on/in time) (exactly on/in time)

apotheek openingstijden van acht tot zes hear (pharmacy) (business hours) (from eight till six) maandag tot en met zaterdag (t/m = tot en met) op zondag gesloten hear (Monday through Saturday) (up to and including) (closed Sundays)

Dutch 'tot' ('to, till') is a little ambiguous: is the second date included or not? To avoid confusion, we sometimes say 'tot en met' ('up to and including.')

boven het water in de lucht op het water hear (over the water) (in the air) (op het water) in het water onder water een brug over de gracht hear (in the water) (under water) (a bridge across the (city) canal)

op de tafel van de tafel op de vloer van de vloer hear (on the table) (off the table) (on the floor) (off the floor)

aan de muur op de muur hear (on the wall - fixed) (on the wall - temporarily)

een cadeau (kado) voor Els Bob geeft het aan Els het cadeau van Bob hear

(a present for Alice) (Bob gives it to Alice) (Bob's present)

Previous	Everyday Dutch Home	2	3	4	5	6	7	8	9	10	11	12	13	14	15	16	Words and Phrases for Travelers	Next
		Version 2: Nouns - Adjectives, Adverbs and Verbs - Prepositions (etc.): pictorial / list - Supplement

email - Copyright © 1999-2007 Marco Schuffelen - All rights reserved. This material may not be published, broadcast, rewritten, or redistributed.
Don't be a dief (thief) - dievegge (female thief) - diefstal (theft) - stelen (to steal) - heler (dealer in stolen goods) - hear Dutch - 2